In de periode van ego ontwikkeling identificeert een klein kind zich met
het eigen lichaam. Het kind ìs haar of zijn lichaam. Naarmate die
identificatie meer en meer losgekoppeld wordt van gevoelens en
emoties en verschuift naar het denken, ontstaat de mogelijkheid tot
ontwikkeling van een persoonlijkheid. Vanuit de geest (het denken) wordt
controle uitgevoerd op het lichaam en emoties. Die controle kan ook
de vorm aannemen van verdringing. In het laatste persoonlijke niveau,
die van lichaam en geest vermindert de identificatie met de geest
(het denken) en komt het tot integratie van beiden (lichaam en
geest). Dit bewustzijnsniveau is ook een doorgang naar het
transpersoonlijke. Hier kom je in contact met bewustzijn dat boven het
individuele uitstijgt. Dit bewustzijn staat los van iemands lichaam,
denken en voelen. Daarom kent het geen persoonlijke problemen,
spanningen of angsten. Tenslotte kan ook dit het transpersoonlijke
worden overstegen in de realisatie van eenheidsbewustzijn waarin de
innerlijke wereld (jijzelf) en de buitenwereld (je omgeving) niet
gescheiden zijn, maar één zijn.